Bovenstaande stelling is het gevolg van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 oktober 2016. In dit arrest oordeelde het Hof dat artikel 4 lid 1 van de Europese Richtlijn 2002/21/EG (Richtlijn)[1] zo dient te worden uitgelegd dat het een nationale rechter de mogelijkheid biedt om een beslissing van de nationale telecom autoriteit met terugwerkende kracht nietig te verklaren.
Het Hof kwam tot dit oordeel middels beantwoording van de prejudiciële vragen van de hoogste Poolse rechterlijke instantie, Sąd Najwyższy, welke verzocht of het haar was toegestaan om een beslissing van de Poolse telecom autoriteit, Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej, met terugwerkende kracht nietig te verklaren. Dit was het geval, aangezien artikel 4, lid 1 van de Richtlijn een uitdrukking vormt van ‘beginsel van de effectieve rechterlijke bescherming’ welke is neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.[2] Op basis van dit beginsel dienen, aldus het Hof, rechterlijke instanties;
te zorgen voor doeltreffende mechanismen krachtens welke iedere gebruiker of onderneming die elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbiedt, en die door een beslissing van een nationale telecom autoriteit is geraakt, tegen die beslissing beroep te kunnen instellen.[3]
Om die reden dient een nationale rechter, die een beroep tegen een beslissing van een nationale telecom autoriteit behandelt, dan ook de mogelijkheid te hebben om;
die beslissing daarom met terugwerkende kracht nietig te kunnen verklaren, als hij oordeelt dat dit noodzakelijk is ter verzekering van een effectieve bescherming van de rechten van de onderneming die het beroep heeft ingesteld.[4]
Het gevolg van dit arrest voor de Nederlandse markt is dat een beslissing van de Nederlandse telecom autoriteit, de Autoriteit Consument & Markt (ACM), door een nationale rechter met terugwerkende kracht nietig kan worden verklaard. Dit, indien de rechter van oordeel is dat een dergelijk besluit noodzakelijk is om een doeltreffende bescherming te verzekeren van de rechten van de onderneming die het beroep heeft ingesteld.
Voor marktdeelnemers is dit een zeer gunstige ontwikkeling, die in de toekomst een extra stimulans zou kunnen vormen voor het instellen van beroep. Zo kan het zomaar zijn dat een beslissing van de ACM, op grond van een rechterlijk oordeel, alsnog wordt geacht nooit te hebben bestaan.
[1] Op de Richtlijn is onder andere de Nederlandse Telecommunicatiewet gebaseerd.
[2] HvJEU 13 maart 2007, Unibet, C‑432/05, EU:C:2007:163.
[3] HvJEU 13 oktober 2016, Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej, C‑231/1, ECLI:EU:C:2016:769, r.o. 21.
[4] HvJEU 13 oktober 2016, Prezes Urzędu Komunikacji Elektronicznej, C‑231/1, ECLI:EU:C:2016:769, r.o. 25.
Meld je nu aan voor één van de nieuwsbrieven van ICTRecht en blijf op de hoogte van onderwerpen zoals AI, contracteren, informatiebeveiliging, e-commerce, privacy, zorg & ICT en overheid.