Home / Nieuws & Blogs / Mogen beschuldigingen van oplichting nog na vrijspraak?

Mogen beschuldigingen van oplichting nog na vrijspraak?

| 30 oktober 2009

tros-opgelicht.pngMag je iemand een oplichter noemen als hij in een strafzaak over oplichting vrijgesproken wordt? Ja, dat mag, zo vonniste de kortgedingrechter eind september. Een boekhouder zag zijn naam besmeurd (”wij zijn opgelicht door een boekhouder”, “bedonderd en opgelicht” etcetera) op het forum van TROS Opgelicht, en eiste verwijdering van deze berichten omdat de strafrechter hem had vrijgesproken van alle aanklachten over oplichting. Maar gezien de ernst van de feiten moet de man toch tolereren dat mensen in dergelijke termen over hem spreken.

De eiser was actief als boekhouder. In september 2007 werd in een uitzending van het televisieprogramma gemeld dat hij wel geld aannam maar geen werk verrichte, waarna een “aanzienlijk aantal personen” aangifte tegen hem deed wegens oplichting. De strafrechter sprak hem echter vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij werkelijk mensen wilde oplichten. Er was wel flink gefactureerd voor gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden, maar dat is in principe alleen een kwestie van wanprestatie en nog geen oplichting.

In 2008 kwam de man weer ter sprake, ditmaal op het forum van Opgelicht!, met opmerkingen als:

Tevens is dit hele gebeuren een nasleep van dat wij zijn opgelicht door een boekhouder en waarvan de rechtszaak dit jaar gaat starten en waarin ook de ABN AMRO een hele grote rol speelt,

en

Bij die toenmalige vriendin heeft hij ook een schuld achter gelaten van EUR 200.000,- en ook zij draait op voor die schuld, zo doet hij dat bij iedereen.

De boekhouder eiste van de TROS dat deze dergelijke opmerkingen van haar forum zou verwijderen. Kort gezegd omdat hij vrijgesproken was in de strafzaak, geen strafblad heeft en een aantal mensen al vrijwillig berichten had verwijderd.

De rechtbank wijst de eis echter af, met een beroep op de vrijheid van meningsuiting van de forumdeelnemers. Zoals altijd bij een dergelijk beroep wordt het dan een belangenafweging:

Het belang van [eiser] is dat hij niet mag worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van Tros c.s. is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. De mate waarin de beschuldiging steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, is één van die omstandigheden.

En het is die ’steun in het feitenmateriaal’ waarmee de TROS en de forumdeelnemers het winnen. Deze eis is minder streng dan de eis uit de strafwet om veroordeeld te worden voor oplichting. De deelnemers hadden voldoende feiten en stellingen ingebracht om in ieder geval aannemelijk te maken dat ze zich opgelicht voelden. Het enkele feit dat de boekhouder niet veroordeeld was, is niet genoeg om daar tegenin te gaan.

Daarbij komt nog dat termen als “bedonderd” en “opgelicht” in het dagelijks spraakgebruik een andere betekenis hebben dan in de strafwet. Mensen geven daarmee aan hoe zij “aankijken tegen de wijze waarop zij door [eiser] zijn behandeld”, aldus de rechter. Je hoeft die uitlatingen dus niet langs de lat van de strafwet te leggen om te kijken of ze rechtmatig zijn. (Dit is dus wat anders dan het ridicule onderscheid tussen “ik vind hem een oplichter” en “hij is een oplichter” - het gaat erom of de term “oplichter” gepast is gezien de feiten.)

Alles bij elkaar heeft deze boekhouder te tolereren dat zijn naam zo wordt aangetast:

De ernst van de feiten is gelegen in de aard daarvan en in de weerslag die deze hebben op degenen die door de praktijken van [eiser] zijn gedupeerd en daardoorveelal niet alleen financieel aanzienlijk nadeel hebben geleden, maar ook in het sociale leven, psychisch en fysiek de negatieve gevolgen daarvan ervaren. Derhalve heeft Tros c.s. een gerechtvaardigd belang om het publiek te waarschuwen voor de praktijken van [eiser], ook indien dat met zich brengt dat [eiser] in een negatief daglicht komt te staan en ook indien deze praktijken (vooralsnog) niet hebben geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van [eiser].

Opmerkelijk is wel dat de verhouding tussen de TROS zelf en de deelnemers niet ter sprake komt. De rechtbank heeft het steeds over “TROS c.s.”, en wekt daarmee de indruk dat de TROS dus wel degelijk zelf aansprakelijk gehouden had kunnen worden als de eis inhoudelijk kans van slagen had gehad.

Arnoud