Privacy jurisprudentieblog | augustus 2025

Meningen, indrukken en conclusies in het privacyrecht

Als een organisatie jouw persoonsgegevens verwerkt, dan heb je het recht om deze te laten corrigeren als de persoonsgegevens onjuist zijn. Gaat dit recht ook op wanneer er sprake is van documentatie waarin meningen of professionele conclusies zijn verwerkt? Met andere woorden: hoe verhouden meningen, indrukken en conclusies zich tot het privacyrecht, en dan met name tot het in de AVG neergelegde recht op rectificatie?

In dit blog zetten wij twee recente uitspraken op een rij die ingaan op deze kwestie. In de eerste uitspraak schetst de rechtbank een duidelijke afbakening van het toepassingsbereik van het recht op rectificatie van persoonsgegevens onder de AVG. In de tweede uitspraak oordeelt de rechtbank dat medische analyses en professionele conclusies op zichzelf niet per definitie persoonsgegevens zijn en dus niet vatbaar voor correctie zijn op grond van de AVG, tenzij zij berusten op objectief onjuiste feitelijke gegevens. Lees hieronder hoe de uitspraken tot stand zijn gekomen.

Rectificatie rapport Raad voor de Kinderbescherming

Wanneer er sprake is van onjuistheden in de gegevensverwerking, bepaalt art. 16 AVG dat een betrokkene het recht heeft om onjuiste gegevens te rectificeren. In deze zaak verzocht een moeder op grond van art. 16 AVG om de rectificatie van delen uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Het rapport, opgesteld naar aanleiding van een melding bij de gemeente Hilversum, leidde mede tot een ondertoezichtstelling en uiteindelijk een uithuisplaatsing van haar dochter. De moeder stelde dat het rapport een eenzijdig, negatief en feitelijk onjuist beeld van haar schetste. Zij eiste aanpassingen in de tijdlijn, verwijdering van termen als “psychiatrische problematiek” en “middelengebruik”, en benadrukte dat er geen sprake was van een verslaving of psychische stoornis ten tijde van het onderzoek.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (in dit geval de verwerkingsverantwoordelijke) wees het verzoek af met een beroep op het feit dat het merendeel van de bezwaren niet zag op objectief verifieerbare persoonsgegevens, maar op meningen en indrukken van derden. In bezwaar is het rapport op enkele punten aangepast, maar de staatssecretaris bleef bij de afwijzing. Eiseres stelde vervolgens beroep in bij de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is niet meegegaan in het betoog van eiseres. De kern van het oordeel ligt in de reikwijdte van art. 16 AVG, het correctierecht. Over de vraag of het gaat om een persoonsgegeven, oordeelde de rechtbank dat alleen feitelijk onjuiste persoonsgegevens die eenvoudig en objectief vast te stellen zijn, voor correctie op grond van artikel 16 AVG in aanmerking komen.

Meningen, indrukken of conclusies (van derden) vallen daar in principe buiten. Ten aanzien van de tijdlijn van het rapport oordeelde de rechtbank dat, hoewel het rapport vooral de visie van de vader weergeeft en de visie van de moeder slechts als bijlage is opgenomen, dit geen reden tot rectificatie oplevert. De gewenste aanvullingen zijn deels geen persoonsgegevens, of het betreft informatie die niet objectief vast te stellen is. Volgens de rechtbank kwalificeert de term “middelengebruik” wel als een persoonsgegeven in de zin van de AVG. Omdat de moeder heeft erkend één keer ketamine te hebben gebruikt, is het opnemen van “middelengebruik” niet feitelijk onjuist. De contextuele nuance van het eenmalig gebruik is bovendien al verwerkt in het rapport.
Verder had de staatssecretaris de term “psychiatrische problematiek” in de bezwaarfase al vervangen door psychische problematiek. Volgens de rechtbank was dit terecht, en was het niet juist dat het bezwaar in zoverre ongegrond was verklaard. Ondanks dat, laat de rechtbank het besluit in stand op grond van art. 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres was namelijk niet in haar belangen geschaad. Tot slot oordeelt de rechtbank dat het niet onjuist is om in de stukken te spreken van psychische problematiek. Ondanks het feit dat het rapport niet geheel zonder gebreken is gebleken, hoeft de staatssecretaris het rapport niet (verder) te rectificeren.

Deze uitspraak bevestigt dat het correctierecht uit art. 16 AVG beperkt is. Het artikel kent slechts een rectificatie van feitelijk onjuiste persoonsgegevens, mits deze onjuistheid eenvoudig en objectief vast te stellen zijn. Daarmee worden subjectieve oordelen, analyses en meningen voor rectificatie uitgesloten. Hoewel het correctierecht een zekere beperking kent, laat deze uitspraak zien dat organisaties wel in bezwaar of in zienswijzeprocesdures rapporten kunnen aanpassen.

Medische analyse persoonsgegevens?

De aanleiding voor een andere uitspraak was de weigering om op te treden naar aanleiding van een ingediende klacht (door eiser) over het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle (‘Het Tuchtcollege’). Eiser stelde namelijk dat de uitspraak van het Tuchtcollege op zijn klacht over een psychiater was gebaseerd op onjuiste persoonsgegevens. Eiser was van mening dat het ziekenhuis in kwestie onjuiste persoonsgegevens had verwerkt in verband met een onderzoek over de vermoedens van een stoornis in het autistisch spectrum. Deze klacht werd door de verweerder afgewezen. Er zou geen aanleiding zijn geweest om handhavend op te treden tegen het Tuchtcollege. Verweerder stelde dat er geen sprake was van onjuiste persoonsgegevens, omdat niet kan worden gesproken van eenvoudig en objectief vast te stellen onjuistheden. Het zou hier gaan om indrukken, meningen en conclusies waar eiser het niet mee eens was. 

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelde dat verweerder goede gronden had om niet handhavend op te treden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel medische dossiers persoonsgegevens kunnen bevatten, medische analyses waar de eiser zich niet in kon vinden, op zichzelf niet te kwalificeren zijn als persoonsgegevens. Om tot dit standpunt te komen betrekt de rechtbank vaste rechtspraak over de Wbp (Wet bescherming persoonsgegevens). Uit deze rechtspraak blijkt dat medische analyses niet zijn aan te merken als persoonsgegevens. Wel kunnen medische analyses gebaseerd zijn op persoonsgegevens zoals leeftijd en medicijngebruik van een betrokkene. In de gevallen dat deze gegevens onjuist zijn, is het recht op rectificatie wel mogelijk. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de medische analyses niet eenvoudig en objectief zijn vast te stellen en daarom het recht op rectificatie niet opgaat voor eiser.

Met deze uitspraak bevestigt de rechtbank eerdere standpunten over medische analyses met betrekking tot de voorloper van de AVG, de Wbp. Medische analyses of professionele conclusies, zoals een diagnose, zijn op zichzelf dus geen persoonsgegevens in de zin van de AVG. Alleen als de analyse zelf concrete en onjuiste persoonsgegevens bevat (denk hierbij aan een verkeerde geboortedatum of een fout in de medicatiehistorie), kan het correctierecht worden ingeroepen.

In beide uitspraken zien we terugkomen dat de AVG aan betrokkenen sterke rechten geeft op het gebied van inzage en correctie, maar dat deze rechten niet bedoeld zijn om inhoudelijke geschillen over de juistheid van meningen en analyses te beslechten. Het recht op rectificatie uit de AVG is immers door de EU-wetgever in het leven geroepen om onjuiste persoonsgegevens te corrigeren.

Meer jurisprudentie lezen? Bekijk ons privacy jurisprudentieblog van afgelopen maand.

Privacy jurisprudentieblog | juli 2025

Terug naar overzicht