Home / Nieuws & Blogs / Hoeven online dienstverleners hun e-mail niet langer op de website te vermelden?

Hoeven online dienstverleners hun e-mail niet langer op de website te vermelden?

| 2 juli 2020

Onder andere naar aanleiding van argumenten over de vrijheid van ondernemerschap en techniekneutraliteit heeft de rechtbank geconcludeerd dat de Europese wetgeving niet inhoudt dat Netflix haar e-mailadres op haar website moet publiceren.

De rechtbank heeft zich vorige week in een zaak tussen de ACM en Netflix, uitgesproken over de interpretatie van artikel 5 lid 1 sub c van de Richtlijn elektronische handel. Deze regel is in Nederland geïmplementeerd in artikel 3:15d lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek en bepaalt dat online dienstverleners (breed begrip) aan afnemers van de dienst onder meer gegevens moeten verschaffendie een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met de dienstverlener mogelijk maken, met inbegrip van diens elektronischepostadres”.

Daar waar de meesten zullen concluderen dat de bewoording van deze informatieplicht inhoudt dat een e-mailadres op de website van de dienstverlener moet worden vermeld en het Europese Hof de term “elektronischepostadres” in het verleden als synoniem voor e-mailadres lijkt te hebben gehanteerd, denkt de meervoudige Nederlandse rechtbank hier toch anders over.

Techniekneutraliteit staat bovenaan

Zelfs als de Europese wetgever in de tekst van artikel 5 lid 1 sub c van de Richtlijn elektronische handel met de term “elektronischepostadres” – ondanks dat de term “e-mail” destijds lang en breed was ingeburgerd – uitsluitend heeft willen verwijzen naar e-mailadressen, kan deze interpretatie, volgens de rechtbank, vandaag de dag alsnog niet worden gevolgd. De Richtlijn moet techniekneutraal worden uitgelegd, wat betekent dat de nadruk dient te liggen op het doel (de snelle, rechtstreekse en effectieve communicatie) en niet op de techniek die wordt gebruikt om dat doel te bereiken. Een techniekneutrale interpretatie leidt er volgens de rechtbank in dat geval namelijk toe dat onder “elektronischepostadres” naast adressen voor e-mail ook adressen voor andere moderne vormen van elektronische communicatie moeten worden verstaan, zoals de door Netflix gebruikte LiveChat.

Vrijheid van ondernemerschap

Het achterwege laten van een e-mailadres en het in de plaats daarvan aanbieden van alternatieve, modernere communicatiemethoden kan een flink voordeel opleveren – bijvoorbeeld wanneer deze alternatieven efficiënter, veiliger en voordeliger in te richten zijn en het beheer van de techniek daarvoor niet uit handen hoeft te worden gegeven. De rechtbank is van mening dat de vrijheid van ondernemerschap, als neergelegd in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inhoudt dat dienstverleners vrij moeten zijn om de werkwijze omtrent de gebruikte communicatiemethoden zelf in te vullen, mits er aan de overige vereisten rondom die communicatie (snel, rechtstreeks en effectief) wordt voldaan.

Wat betekent dit voor online dienstverleners?

De techniekneutrale interpretatie door de Nederlandse rechtbank houdt in dat Nederlandse dienstverleners niet verplicht zijn hun e-mail op hun website te vermelden. Wel moeten zij uiteraard, in lijn met de informatieplichten in artikel 5 van de Richtlijn en de Nederlandse implementatie daarvan in artikel 3:15d Burgerlijk Wetboek, nog steeds gegevens publiceren die snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie mogelijk maken. Echter mogen daar, naast e-mail, dus ook andere communicatiemethoden voor worden gebruikt.

De rechtbank geeft terloops aan dat er in het kader van deze interpretatie sprake is van het ‘country of origin’ principe. Kort gezegd betekent dit dat bij bedrijven zoals Netflix die hun hoofdvestiging in Nederland hebben, de Nederlandse interpretatie van het begrip “elektronischepostadres” van toepassing zal zijn op de informatieplichten die volgen uit de Richtlijn, ten aanzien van de respectievelijke websites van al haar Europese vestigingen.

De zienswijze van de meervoudige rechtbank is dus duidelijk. Wel heeft de ACM nog de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. Behoudens hoger beroep waaruit een afwijkende conclusie volgt, heeft de uitspraak belangrijke gevolgen voor de vrijheid van selectie van communicatiemiddelen.