Home / Nieuws & Blogs / IT-Jurisprudentieblog | Oktober 2023

IT-Jurisprudentieblog | Oktober 2023

| 2 november 2023

Het IT-rechtsgebied is en blijft volop in ontwikkeling. We zien veel nieuwe technologieën, innovatieve bedrijfsmodellen en daarop van toepassing zijnde (nieuwe) wet- en regelgeving voorbijkomen. Door jurisprudentie hierover leren we veel over hoe het IT-recht uiteindelijk wordt toegepast. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand oktober op een rij.

Onjuiste verwachting van software as a service

Medicore leverde aan Maarsingh & Van Steijn Psynovatie B.V. (MVS) een dienst waarbij hij een elektronisch patiëntendossier (EPD) in de vorm van een SaaS ter beschikking stelde. Hiervoor betaalde MVS een eenmalig bedrag en vervolgens een maandelijks overeengekomen vergoeding. Op een gegeven moment vond MVS dat Medicore tekortgeschoten was, ontbond de overeenkomst en stopte met het betalen van de maandelijkse bedragen.

De vraag die centraal staat in deze zaak is of de verwachtingen die MVS had gerechtvaardigd waren en of hij om die reden het recht hadden om de overeenkomst te ontbinden. MVS beweert dat er een tekortkoming is omdat er geen automatische boekhoudkoppeling plaatsvindt met Exact, een ander programma. MVS is van mening dat hij dit wel mocht verwachten en gebruikt als onderbouwing een publicatie van Medicore. Uit deze publicatie concludeert MVS dat hij mocht verwachten dat er een automatische koppeling zou plaatsvinden.

Het hof gaat niet in dit betoog mee en oordeelt dat Medicore niet tekort is geschoten. Hij oordeelt dat de publicatie geen deel uitmaakt van de overeenkomst en dat MVS daarom niet zijn verwachting mag baseren op dit document. Dit mag daarentegen wel op basis van de offerte van Medicore. In de offerte stond alleen niks over een eventuele automatische koppeling met Exact. Het hof oordeelt ook dat MVS niet heeft aangevoerd, noch heeft aangetoond, dat afnemers van de SaaS-dienst in het algemeen mochten verwachten dat er een automatische koppeling tussen Exact en het EPD zou worden gerealiseerd. Ten overvloede merkt het hof op dat het tot stand brengen van deze koppeling een eenvoudige handeling is die MVS op elk gewenst moment kon uitvoeren.

Concluderend komt het hof tot het oordeel dat er geen sprake is van een tekortkoming en dat MVS niet gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden, veroordeelt MVS tot het betalen van een (aanvullende) schadevergoeding van € 117.964,16 en wijst wettelijke rente toe. Deze uitspraak laat zien dat je als afnemer van software goed moet letten op wat je hebt afgesproken en je verwachtingen duidelijk moet maken aan de softwareleverancier. Daarnaast laat deze uitspraak zien waarop je je verwachtingen mag baseren bij het afnemen van software. 

Uitleg van het herroepingsrecht

In deze uitspraak is er een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). De vraag ging over de uitleg van het herroepingsrecht zoals bedoeld in de richtlijn 2011/83/EU. De vraag werd gesteld naar aanleiding van een geding tussen Sofatutor GmbH en het Verein für Konsumenteninformation (VfK).

Sofatutor beheert onlineleerplatforms. In de algemene voorwaarden stelt Sofatutor dat de consument de eerste 30 dagen gratis gebruik kan maken van het platform in de vorm van een proefabonnement. Als de consument niet binnen deze 30 dagen opzegt wordt het abonnement automatisch verlengd en moet men betalen. Wordt vervolgens het abonnement weer niet opgezegd dan wordt het abonnement voor bepaalde duur verlengd. Het VfK stelt dat de consument niet alleen het herroepingsrecht heeft van 14 dagen bij het begin van de gratis proefperiode, maar ook steeds weer bij het verlengen of omzetten van het abonnement. Dit zou dus betekenen dat de consument de eerste 14 dagen van het betaalde abonnement zich weer kan beroepen op het herroepingsrecht.

De concrete vraag waarover het HvJ EU moet oordelen is of het herroepingsrecht zo uitgelegd moet worden dat de consument op het moment van verlenging of omzetting van een abonnement opnieuw het recht op herroeping krijgt en dus opnieuw 14 dagen de tijd heeft om de overeenkomst te herroepen.

Het HvJ EU onderstreept ten eerste dat het doel van het herroepingsrecht is om het nadeel dat de consument ondervindt bij het doen van een online aankoop, namelijk het niet fysiek kunnen inspecteren van het product voor de aankoop, weg te halen. Het doel van het herroepingsrecht is bereikt op het moment dat de consument, voordat de overeenkomst wordt gesloten, duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige informatie ontvangt over de prijs van de diensten die onder die overeenkomst vallen. Ook als de eerste dienstverleningsperiode gratis is en de handelaar de kosten na afloop van de gratis periode op de juiste manier heeft meegedeeld, betekent dit niet dat de contractvoorwaarden die de consument heeft ontvangen, veranderen. In dergelijke gevallen rechtvaardigt het doel van het herroepingsrecht dan ook niet dat de consument opnieuw 14 dagen bedenktijd krijgt bij verlenging of omzetting van het abonnement. Informeert de handelaar echter niet juist dan heeft de consument wel opnieuw het recht om binnen 14 dagen te herroepen. Concluderend heeft de consument maar een keer recht op 14 dagen bedenktijd, mits hij op de juiste manier geïnformeerd is.

Deze uitspraak geeft een duidelijke uitleg van het herroepingsrecht in het bijzonder over het feit dat het herroepingsrecht in beginsel niet opnieuw geldt als een overeenkomst wordt verlengd. Daarnaast onderstreept de uitspraak het belang voor handelaren om de juiste manier informatie te verschaffen aan consumenten. 

Verwarrende handels- en domeinnaam

Verzoekster heeft sinds 9 september 2020 een onderneming in Heerlen. De tegenpartij heeft sinds 24 februari 2023 ook een onderneming in Heerlen onder de naam “ZwartGoud-Heerlen B.V.” en de domeinnaam “zwartgoud-heerlen.nl”. Verzoekster is van mening dat de belanghebbende een inbreuk maakt op haar handelsnaamrecht.

De rechtbank benoemt ten eerste dat het toetsingskader voor het beoordelen van een inbreuk op een handelsnaam artikel 5 van de Handelsnaamwet is. Ze benadrukt daarnaast dat het kiezen van een bepaalde handelsnaam geen exclusief recht op het gebruik ervan verleent, maar enkel bescherming biedt tegen misleiding. Bij het beoordelen of er verwarring te duchten valt, moeten alle omstandigheden van het geval in overweging worden genomen.

De rechtbank benadrukt een aantal punten die relevant zijn in deze zaak. Allereerst is vastgesteld dat verzoekster haar handelsnaam al voerde voordat belanghebbende dat deed. Dit is van belang omdat de oudste handelsnaam in beginsel wordt beschermd. Ten tweede zijn de bedrijven op slechts 300 meter afstand van elkaar gevestigd. Een derde belangrijk punt is dat beide handelsnamen de woorden ‘Zwart’ en ‘Goud’ bevatten. Tot slot is er een aanzienlijke visuele onderscheiding tussen de bedrijfslogo’s, omdat ze verschillende vormgeving en kleuren hebben. Beide hebben beschrijvende elementen in hun logo en de belanghebbende heeft tekeningen van een steenkool, truffel en een koffieboon toegevoegd.

Gezien de bovengenoemde factoren oordeelt de rechtbank dat er bij het relevante publiek verwarring te duchten valt. De rechtbank acht het waarschijnlijk dat het normaal oplettende publiek de bedrijven van beide partijen als één en dezelfde onderneming zal beschouwen. Dit komt voornamelijk vanwege het geringe onderscheid tussen de handelsnamen en de nabijheid van de bedrijven. Echter, dit betekent niet dat belanghebbende de woorden 'Zwart' en 'Goud' volledig moet vermijden. Verzoekster heeft namelijk geen exclusieve rechten op deze twee woorden. Als belanghebbende deze woorden in een andere combinatie gebruikt, kan het zijn dat er geen verwarring meer ontstaat. De rechtbank concludeert dat de toevoeging van de woorden 'Grand Café' voldoende is om verwarring bij het normaal oplettende publiek weg te nemen. Deze overwegingen zijn ook van toepassing op de domeinnaam en de verwijzingen op social media.

Deze uitspraak laat zien dat er veel omstandigheden beoordeeld moeten worden voor de vraag of een handels- dan wel domeinnaam inbreuk maakt op een andere handels- of domeinnaam. Daarnaast laat het zien dat relatief kleine aanpassingen ervoor kunnen zorgen dat een handels- of domeinnaam geen inbreuk meer maakt.