Home / Nieuws & Blogs / Kritiek op griffierechten: misbruik van recht mogelijk bij eisvermindering

Kritiek op griffierechten: misbruik van recht mogelijk bij eisvermindering

| 14 mei 2013

Normaal gesproken bloggen wij vaak over materieel recht: hoe zit deze wet in elkaar? Wat betekent dat in de praktijk? Oftewel: hoe zit het ICT-recht inhoudelijk in elkaar. Een ander aspect van het recht, maar niet minder belangrijk, is het procesrecht. Als je te maken hebt met procedures bij de rechtbank, dan heb je te maken met dit recht. Het procesrecht regelt de regels voor toegang en gebruik van het recht. Deze regels horen het misbruik van het recht te voorkomen. Maar helaas blijkt dat in de praktijk niet altijd te werken. Zo kan er, naar mijn mening, misbruik worden gemaakt van de plicht tot betaling van griffierechten - een onderdeel van het procesrecht.

Bij procedures voor de rechtbank betalen zowel de eiser als de gedaagde in dagvaardingszaken, of verzoeker en verweerder in verzoekschriftprocedures, zogenaamde griffierechten. Griffierechten zijn bedoeld om een bijdrage te leveren in de kosten van de rechtspraak. Betaal je de griffierechten niet tijdig, dan kan de zaak niet inhoudelijk worden beslist, of kan er geen rekening worden gehouden met jouw verweer (en blijf je verplicht om de griffierechten te betalen). Het is dus erg belangrijk om die kosten tijdig te betalen. Overigens is het wel zo dat je die vergoed kan krijgen van de wederpartij als je door de rechter in het gelijk wordt gesteld (omgekeerd: word je in het ongelijk gesteld, dan moet je de griffierechten van de wederpartij ook betalen).

Dat deze griffierechten niet zonder kritiek zijn, mag duidelijk zijn. Het werpt drempels op tot toegang van het recht. En alleen al in het licht van deze griffierechten is een mediation procedure bijvoorbeeld vaak veel goedkoper. Gelukkig wordt er een onderscheid gemaakt tussen bedrijven en organisaties, natuurlijke personen en onvermogenden, en de aard van de zaak.

Voor het ICT-recht zijn vooral de volgende zaken van belang, welke kunnen dienen bij de civiele rechter (zowel in handelszaken, kort gedingen, insolventies en failissementen, maar niet in kantonzaken):

Griffierecht niet natuurlijke personen:

Zaken van onbepaalde waarde; EUR 589,-

Zaken m.b.t. een vordering tot max EUR 100.000,-: EUR 1.836,-

Zaken m.b.t. een vordering van min. EUR 100.000,-: EUR 3.715,-

Aktes: EUR 117,-

Griffierecht natuurlijke personen:

Zaken van onbepaalde waarde; EUR 589,-

Zaken m.b.t. een vordering tot max EUR 100.000,-: EUR 842,-

Zaken m.b.t. een vordering van min. EUR 100.000,-: EUR 1.474,-

Aktes: EUR 117,-

Griffierecht onvermogenden:

Zaken van onbepaalde waarde; EUR 75,-

Zaken m.b.t. een vordering tot max EUR 100.000,-: EUR 75,-

Zaken m.b.t. een vordering van min. EUR 100.000,-: EUR 75,-

Aktes: n.v.t.

Een voorbeeldje: als je als natuurlijke persoon een bedrijf wil dagvaarden omdat ze inbreuk maken op jouw auteursrechten, dan moet jij EUR 247,- betalen omdat dit een zaak van “onbepaalde waarde” is (indien je dus geen schadevergoeding o.i.d. Eist). Het betreffende bedrijf moet dan EUR 589,- betalen.

Een ander voorbeeld: stel dat jouw besloten vennootschap in een procedure wordt gedagvaard waarin het bedrijf van de eisende partij een bedrag vordert van EUR 150.000,- aan gemiste licentievergoedingen wegens auteursrechtinbreuk, en vordert dat jouw bedrijf de inbreuk gestaakt houdt. Je bent dan een bedrag van EUR 3.175,- verschuldigd aan griffierechten, want de vordering bedraagt meer dan EUR 100.000,-. Ook de eisende partij is dit bedrag verschuldigd. Als gedaagde partij moet je deze kosten binnen vier weken na de terechtzitting betalen. De eisende partij moet dat voor de terechtzitting of roldatum doen (of in het geval van een verzoekschriftprocedure voor indienen van het verzoekschrift). Doe je dat niet, dan wordt jouw verweer tijdens de terechtzitting niet meegenomen, en kan de rechter jouw bedrijf “bij verstek” veroordelen of wordt jouw eis/verzoek niet behandeld. De griffierechten blijven dan gewoon verschuldigd.

Maar wat nu, als de eisende partij uit dit tweede voorbeeld ter zitting opeens zegt dat ze geen licentievergoedingen meer eist. Ze vermindert daarmee dus haar eis, waardoor de zaak een zaak van onbepaalde waarde wordt. Ben je dan nog steeds EUR 3.715,- aan griffierechten verschuldigd, of EUR 589,-?

Het antwoord doet mijn haren recht overeind staan en heb ik in de praktijk meegemaakt: je bent gewoon verplicht die EUR 3.715,- te betalen. Voor de liefhebber: dit volgt uit artikel 13 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken. Daaruit volgt dat een eisvermindering geen gevolgen heeft voor de griffierechten. Dit betekent dus in de praktijk dat je als eiser een schadevergoeding kan vorderen van meer dan een ton, zodat de gedaagde partij een hoger bedrag aan griffierechten moet betalen om een procedure te voeren – waarbij moet worden opgemerkt dat die gedaagde partij meestal helemaal geen zin heeft om die procedure te voeren. Ter zitting kan je die eis alsnog laten vallen, zodat je ten aanzien daarvan in ieder geval niet in het ongelijk wordt gesteld. De hogere drempel voor de toegang tot het recht blijft echter gewoon staan!

In mijn ogen vormt dit een lacune in het systeem. Eisende partijen kunnen misbruik van het recht maken om gedaagde partijen hogere drempels op te werpen tot de toegang tot de rechter. De oplossing kan alleen maar uit Den Haag komen: doe wat aan deze wet!