Home / Nieuws & Blogs / Privacy jurisprudentieblog | Maart 2024

Privacy jurisprudentieblog | Maart 2024

| 19 maart 2024

Privacy haalt dagelijks het nieuws. Daarbij komen vanzelfsprekend vooral de grotere zaken aan bod. Denk aan gevoelige datalekken, grootschalige hacks of de inzet van (geheime) camera’s. Er gebeurt echter veel meer op het gebied van privacy, wat niet altijd het nieuws haalt. Aan de hand van jurisprudentie leren we veel over hoe de Algemene verordening gegevensbescherming (‘AVG’) uiteindelijk toegepast wordt. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand maart op een rij.

Is het Prioriteringsbeleid van de AP onrechtmatig?

Deze eerste zaak gaat over een verzoek om handhaving die de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft afgewezen. De eiser in de zaak heeft bij de AP geklaagd over de camera’s van zijn buurman. De eiser is van mening dat de camera’s, die aan de gevel van het huis van de buurman hangen, een schending van de AVG zijn. De AP wijst het verzoek om handhaving af omdat zij vond dat verder onderzoek nodig was om te bepalen of er echt een overtreding was. De AP vond echter dat het onderzoek niet voldoende prioriteit had en besloot geen verdere stappen te ondernemen. De prioriteit werd bepaald aan de hand van het prioriteringsbeleid van de AP. Volgens de AP is de bredere maatschappelijke betekenis van nader onderzoek beperkt en is het daarom, simpelweg gezegd, niet de beperkte capaciteit en middelen van de AP waard om dit verder uit te zoeken.

De eiser vindt het prioriteringsbeleid van de AP onrechtmatig. De AP heeft namelijk een beginselplicht tot handhaving, wat inhoudt dat de AP in de regel gebruik moet maken van de bevoegdheid om handhavend op te treden in geval van een overtreding. De eiser is van mening dat het prioriteringsbeleid van de AP tot gevolg heeft dat het nooit handhavend optreedt bij overtredingen met lage prioriteit zoals bij cameratoezicht in dit geval.

De AP is het hier niet mee eens en geeft een toelichting van haar beleid. Eerst verricht de AP globaal bureauonderzoek om te beoordelen of een mogelijke overtreding plaatsvindt. Als de AP hier niet zeker over is, bepaalt de AP in de tweede stap aan de hand van de prioriteringscriteria of zij capaciteit gaat inzetten voor onderzoek. De AP licht toe dat een lage prioriteit niet altijd betekent dat geen nader onderzoek wordt gestart, dit wordt per geval bekeken.

De rechtbank concludeert aan de hand van de verdere toelichting van de AP dat het beleid er niet voor zorgt dat er nooit tegen overtredingen met een lage prioriteit wordt opgetreden. Ook heeft de AP laten zien dat het voorkomt dat al bij de eerste stap handhavend wordt opgetreden tegen soortgelijke klachten, omdat het gelijk duidelijk is dat sprake is van een inbreuk. De rechtbank oordeelt dat de AP handelt binnen de kaders van haar beleidsvrijheid en het gehanteerde beleid niet in strijd is met de AVG. De AP heeft namelijk aangetoond dat zij per kwestie bekijkt in hoeverre zij effectief kan optreden.

Verzoek inzage dossier Belastingdienst

In de volgende zaakheeft eiser bij de minister van Financiën een verzoek gedaan om inzage te krijgen in zijn persoonsgegevens, die de Belastingdienst van hem verwerkt. De minister doet er bijna twee jaar over om inhoudelijk te reageren op het verzoek. Doordat de minister niet op tijd beslist op het verzoek, verbeurt hij de maximale dwangsom: €1442,-. De eiser is echter nog niet tevreden met het besluit van de minister. Hij ontvangt 153 documenten, maar is van mening dat dit niet zijn volledige dossier is.

De eiser wil graag alle documenten over bijvoorbeeld toeslagen en belastingen die over hem gaan en waarover de Belastingdienst beschikt. De minister maakt tijdens de zitting duidelijk dat het inderdaad niet uit te sluiten is dat er nog meer documenten bij de Belastingdienst beschikbaar zijn die ook over de eiser gaan.

De rechtbank zet uiteen dat het recht op inzage inhoudt dat een betrokkene het recht heeft om te weten of zijn persoonsgegevens worden verwerkt door de verwerkingsverantwoordelijke. Zo ja, dan heeft de betrokkene ook het recht om te weten welke categorieën persoonsgegevens verwerkt worden, waarom dit gebeurt, met wie deze gedeeld worden en hoe lang de persoonsgegevens worden bewaard. De rechtbank vervolgt door te zeggen dat de betrokkene op grond van de AVG ook het recht heeft op een kopie van de verwerkte persoonsgegevens, maar dat het inzagerecht niet tot doel heeft om toegang tot bestuurlijke documenten te krijgen. Een bestuursorgaan is daarom niet verplicht om een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Dit mag wel, maar zij mag ook voor een andere vorm kiezen waarin een kopie van de persoonsgegevens wordt gegeven.

Dit betekent dat de eiser geen recht heeft op alle documenten die hij graag wil ontvangen. De minister is dit namelijk niet verplicht als dat niet nodig is om te voldoen aan het inzagerecht. Bovendien heeft de eiser ten tijde van zijn verzoek in de e-mailwisselingen niet voldoende duidelijk gemaakt dat zijn verzoek niet beperkt was tot dossierinformatie over toeslagen.

Toch ziet de rechtbank geen optie om het geschil hiermee te beëindigen. De 153 documenten die door de minister zijn opgestuurd zijn voortgekomen uit de zoekactie in twee systemen. De minister kan niet toelichten waarom de zoekactie beperkt is gebleven tot die twee systemen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is. De eiser heeft onder de AVG recht om kennis te nemen van alle persoonsgegevens die over hem zijn verzameld en om te controleren of die gegevens juist zijn en rechtmatig zijn verwerkt. Het toezenden van de 153 documenten was daarmee niet voldoende, als de minister niet zeker weet of er ook persoonsgegevens worden verwerkt in andere systemen. De minister zal opnieuw in de systemen moeten zoeken naar verwerkingen van de persoonsgegevens en op basis daarvan een overzicht of dossier moeten (laten) opstellen dat tegemoetkomt aan het inzagerecht van eiser.

Plaatsen beveiligingscamera’s in huurpand

In deze zaak staat het zicht van beveiligingscamera’s in een (huur)pand centraal. De eigenaar van het pand heeft in 2018 drie beveiligingscamera’s opgehangen in en rondom het pand. De eigenaar verhuurt een deel van het pand. De huurders van het pand hebben de eigenaar gevraagd om de beveiligingscamera’s te verwijderen. De eigenaar is hier niet in mee gegaan. De huurders hebben vervolgens verf gespoten op de beveiligingscamera’s.

De huurders vorderen van de eiser dat hij de beveiligingscamera’s verwijdert of zo plaatst dat de huurders het gehuurde gedeelte kunnen betreden zonder zichtbaar te zijn op de beveiligingscamera’s.

De kantonrechter oordeelt dat de eiser beveiligingscamera’s mag ophangen in het pand, maar dat hierbij wel rekening gehouden moet worden met de privacy van anderen. Op grond van de AVG mag een verhuurder, als dat noodzakelijk is, beveiligingscamera’s ophangen om eigendommen en bewoners te beschermen. De inbreuk op de privacy van de huurders moet dan wel zo beperkt mogelijk zijn. De verhuurder moet daarbij onder andere beoordelen of er geen andere mogelijkheid is om het doel te bereiken, die minder inbreuk maakt op de privacy van de huurders.

Zoals de beveiligingscamera’s nu opgehangen zijn, is niet toegestaan volgens de kantonrechter. De beveiligingscamera’s moeten verwijderd worden of zo opgehangen worden dat het voor de huurders mogelijk is om in ieder geval de trap op en af te gaan zonder in beeld te komen.