Privacy jurisprudentieblog augustus 2020

Privacy haalt dagelijks het nieuws. Daarbij komen vanzelfsprekend vooral de grotere zaken aan bod. Denk aan gevoelige datalekken, grootschalige hacks of de inzet van (geheime) camera’s. Er is echter veel meer gaande op het gebied van privacy, wat niet altijd het nieuws haalt. Door deze jurisprudentie leren we veel over hoe de AVG uiteindelijk toegepast wordt. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand augustus op een rij.  

1. Inzageverzoek bij de politie afgewezen

Een journalist wilde graag meer informatie ontvangen over een aanhouding die de politie had gedaan. Zo wilde de journalist onder andere weten waar de bestuurder van verdacht werd, welke nationaliteit de bestuurder heeft, of hij onder invloed van alcohol of drugs reed en of hij misschien zelfs een wapen op zak had. Deze informatie zou de journalist dan mooi kunnen opnemen in zijn artikel. Helaas kwam de journalist van een koude kermis thuis, en gaf de politie hem geen inzage in de gegevens.

Een rechtszaak volgde. De journalist vond dat hij in het kader van vrije nieuwsgaring de informatie wel zou mogen ontvangen. En hij heeft de gevraagde gegevens alleen nodig om onderzoek te doen voor een artikel en ter lering, bewustwording en verbetering van de wereld, aldus de journalist. 

De rechter oordeelt dat het inzageverzoek terecht was afgewezen. De journalist had immers gegevens opgevraagd die niet op hemzelf betrekking hadden. Alhoewel in de Wet politiegegevens staat dat personen, instanties en bepaalde diensten recht hebben op inzage in politiegegevens, geldt dat niet voor journalisten.

2.  Rechter in Engeland fluit de politie terug

Vorig jaar werd in het Verenigd Koninkrijk een experiment gestart van de politie om gezochte personen door middel van gezichtsherkenning op te sporen. De gezichten van willekeurige voorbijgangers werden door de software vergeleken met personen die op een lijst van de politie stonden. Op die manier zijn naar schatting 500.000 gezichten gescand.

Burgerrechtenactivist Liberty spande een rechtszaak aan en kreeg in hoger beroep op drie van zijn vijf bezwaren gelijk van het Britse hof. Ten eerste gaf het Hof aan dat de potentie van dergelijke technieken groot is, maar dat de politie op dit moment onvoldoende wettelijke basis hiervoor heeft.  De basis die de politie gebruikte, was een te ruime discretionaire bevoegdheid om de politieagenten te veroorloven dergelijke technieken toe te passen.  Daarnaast was er geen adequate DPIA op het systeem uitgevoerd. Tot slot moet er van het Hof meer onderzoek worden gedaan naar de potentiële racistische of seksuele vooringenomenheid wat in de algoritmen verborgen kan zitten.

De politie legt zich neer bij deze uitspraak.

3. Gerechtshof is het niet eens met visie Autoriteit Persoonsgegevens

Banken mogen ter uitvoering van hun wettelijke plicht tot deelname aan een kredietregistratiesysteem persoonsgegevens laten verwerken door het Bureau Krediet Registratie (BKR), of registreren bij het BKR. Dat is de conclusie van het gerechtshof Den Bosch.

In de beoordeling gaat het hof ook in op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van 14 november 2019. Het hof deelt niet de visie van de AP dat het gerechtvaardigd belang de grondslag zou moeten zijn voor bepaalde verwerkingen met betrekking tot het kredietregistratiesysteem. Volgens het hof is de grondslag namelijk de wettelijke plicht.

Wat speelde er in deze zaak? Wegens privéomstandigheden is een man in de financiële problemen geraakt. Een schuld van € 100.000 was het resultaat. Na enkele jaren werd de schuldsaneringsregeling beëindigd onder verlening van een schone lei. Dit werd geregistreerd bij het BKR. Ondanks dat de man in dienst was bij een gemeente en daardoor een stabiel inkomen had, besloot hij om als zelfstandige verder te gaan. Vanwege de aanschaf van een leaseauto en ander appartement, wilde de man een lening afsluiten maar de bestaande kredietregistratie belemmerde hem hierin. De man wilde dan ook af van zijn kredietregistratie, en een rechtszaak volgde.   

Het hof bespreekt (onder andere) het advies van de AP. Hierin stelt de AP dat kredietverstrekkers op basis van het gerechtvaardigd belang persoonsgegevens kunnen laten verwerken door het BKR. Echter, het hof oordeelt dat banken (private partijen) voor de uitoefening van hun wettelijke plicht tot deelname aan een kredietregistratiesysteem rechtmatig persoonsgegevens mogen laten verwerken door BKR op grond van artikel 6 lid 1 onder c AVG. Ook staat het hof stil bij de zogenaamde ‘Santander-regel’: dat er sprake is van een grondslag, betekent niet dat de belangen van de man niet meer afgewogen dienen te worden. Maar de man kan niet aantonen waarom hij zijn spaargeld à € 40.000 en/of inkomsten van € 10.000 per maand niet kan aanwenden om in zijn behoeftes te voorzien. Het is niet duidelijk waarom het voor de man nodig is om nieuwe schulden aan te gaan, gezien zijn eerdere schuldverleden. De registratie blijft staan. Niet om hem te straffen, zoals hij zelf stelt, maar om een gezond systeem van kredietregistratie te hanteren. De (wettelijke) verplichting voor banken om financieringsproblemen bij particulieren te voorkomen vormt de rechtsgrond voor de verwerking van zijn persoonsgegevens.

Benieuwd wat er in september gaat gebeuren? Wij ook. Over een maand zijn we bij je terug met de volgende jurisprudentieblog!


Deze blog is geschreven in samenwerking met Valeria Brussé

Terug naar overzicht