Home / Nieuws & Blogs / Privacy jurisprudentieblog maart 2022

Privacy jurisprudentieblog maart 2022

| 21 maart 2022

Privacy haalt dagelijks het nieuws. Daarbij komen vanzelfsprekend vooral de grotere zaken aan bod. Denk aan gevoelige datalekken, grootschalige hacks of de inzet van (geheime) camera’s. Er is echter veel meer gaande op het gebied van privacy, wat niet altijd het nieuws haalt. Via deze jurisprudentie leren we veel over hoe de AVG uiteindelijk toegepast wordt. In deze blog zetten we diverse uitspraken van de maand maart op een rij.

1. Google hoeft de zoekresultaten over een plastisch chirurg niet te verwijderen

Google hoeft de zoekresultaten over een plastisch chirurg niet te verwijderen. Dit heeft de Hoge Raad onlangs bepaald. Het recht op vrije meningsuiting en informatievrijheid van Google wogen in dit geval zwaarder dan het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens van de plastisch chirurg. Wat was er precies aan de hand?

Een patiënte die in 2014 door de plastisch chirurg is geopereerd, heeft een klacht ingediend wegens gebrek aan organisatie en nazorg na de operatie. Deze klacht heeft geleid tot een tuchtrechtelijke procedure waarin de chirurg voorwaardelijk werd geschorst voor vier maanden, met een proeftijd van twee jaar.

Deze klacht en uitspraak van het Generaal Tuchtcollege zijn natuurlijk niet onopgemerkt gebleven door de zoekmachine. Wanneer je de naam van de plastisch chirurg in Google invoert, stuit je op meerdere zoekresultaten die verwijzen naar een zwarte lijst voor artsen en de uitspraak van het Generaal Tuchtcollege. De plastisch chirurg heeft dit ontdekt en verzocht Google om de zoekresultaten te verwijderen. Google heeft dit verzoek vervolgens afgewezen. De plastisch chirurg liet het hier echter niet bij zitten, en stapte naar de rechter. De zaak belandde uiteindelijk voor de Hoge Raad.

Voor de Hoge Raad voerde de plastisch chirurg primair aan dat haar verzoek moest worden behandeld aan de hand van artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming (‘AVG’), dat gaat over verwerking van strafrechtelijke gegevens. Daar ging de Hoge Raad echter niet in mee. Daarnaast beriep de plastisch chirurg zich op art. 17 van de AVG. In het kader van dit beroep heeft de Hoge Raad beoordeeld of het recht op privacy van de plastisch chirurg zwaarder dient te wegen dan het recht op vrije meningsuiting en informatievrijheid van Google. De Hoge Raad concludeerde dat het recht op vrije meningsuiting en informatievrijheid van Google zwaarder weegt dan het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens van de plastisch chirurg. De zoekresultaten hoeven dus niet verwijderd te worden door Google.

2. Nadelige gevolgen voor schadevergoeding vereist

In deze zaak bevestigde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) dat voor een schadevergoeding onder de AVG in beginsel nog steeds concrete nadelige gevolgen zijn vereist. De betrokkene dient deze nadelige gevolgen altijd aan te tonen, tenzij het zo voor de hand ligt dat (immateriële) schade kan worden aangenomen.

Deze zaak draaide om een geschil tussen een persoon, de appellante, en het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (‘het college’). Eind 2019 heeft de appellante het college verzocht om een rectificatie van persoonsgegevens die stonden vermeld in een door het college verstuurde brief. De appellante stelde namelijk dat het college een mailbericht van haar naar derden had doorgestuurd, zonder haar e-mailadres onleesbaar te maken. Dit bericht zou vervolgens bij de buren van appellante terecht zijn gekomen, en stelt het college aansprakelijk voor de schade die zij hierdoor heeft geleden.

Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inbreuk heeft geleid tot een aantasting van haar persoon en dat de gevolgen van de inbreuk haar rechtstreeks hebben getroffen. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt welke nadelige gevolgen zij heeft ondervonden door het doorsturen van haar e-mailadres. Kortom: appellante heeft haar schade niet bewezen. De Afdeling wees het verzoek om schadevergoeding daarom af.

Met deze uitspraak wordt dus opnieuw bevestigd dat voor een schadevergoeding wegens een inbreuk op de AVG, vereist is dat de nadelige gevolgen aannemelijk worden gemaakt. Als je recht meent te hebben op een vergoeding voor geleden immateriële schade, dien je dus met voldoende concrete gegevens te onderbouwen waaruit blijkt dat er sprake is van deze geleden schade.

3. Ontslag op staande voet vernietigd wegens in strijd handelen met de AVG

Ten slotte bespreken wij nog graag een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag. In deze zaak heeft de rechter een ontslag op staande voet vernietigd, omdat werkgever in strijd heeft gehandeld met de AVG en de privacy van werknemer heeft geschonden door een telefoongesprek zonder toestemming van werknemer op te nemen. Wat was er precies aan de hand?

Deze zaak draaide om een geschil tussen een verkoopadviseur en haar werkgever. Vanaf september 2021 is de relatie tussen werkgever en werknemer bekoeld geraakt. Dit heeft geresulteerd in twee officiële waarschuwingen. Vervolgens heeft werkgever de werknemer op staande voet ontslagen, omdat hij zijn eigen auto buiten de werkgever zou hebben aangeboden aan een klant. Dit zou blijken uit een door werkgever opgenomen telefoongesprek, dat werknemer met deze klant heeft gevoerd. Werknemer stelt dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en de privacy rechten van werknemer op grove wijze heeft geschonden.

Bij de beoordeling van deze stelling overweegt de kantonrechter als volgt. Volgens de rechter heeft een werkgever uitsluitend het recht om opnames te maken van door zijn werknemers gevoerde telefoongesprekken, voor zover hij voldoet aan alle door de AVG gestelde voorwaarden. Volgens deze voorwaarden is het uitgangspunt dat het maken van geluidsopnames noodzakelijk en proportioneel moet zijn. Daarnaast dient de werkgever bij het maken van de geluidopnames een gerechtvaardigd belang moet hebben, welk belang niet op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt. Voorwaarde is ook dat de werknemer – en de klant – wiens telefoongesprekken worden opgenomen, vooraf instemmen met het maken van de geluidsopnames en dat voor de werknemer duidelijk moet zijn op welk moment de opname start en eindigt. Daarnaast is vereist dat de werkgever zijn werknemers – en de klant – vooraf informeert over het maken van geluidopnames en het daarmee beoogde doel, dat hij de gemaakte geluidopnames adequaat beveiligt en de opnamen niet langer mag bewaren dan voor het doel waarvoor zij zijn gemaakt noodzakelijk is. Het maken van heimelijk geluidopnames is alleen toegestaan indien sprake is van uitzonderlijke situaties (zoals bijvoorbeeld de verdenking van de werknemer van strafbare feiten of misstanden binnen de onderneming).

Dit betekent volgens de rechtbank dat werkgever het gesprek alleen heeft mogen opnemen indien tenminste is voldaan aan de eis van het gerechtvaardigd belang. Volgens de rechtbank is niet duidelijk vast komen te staan dat werkgever een gerechtvaardigd belang heeft gehad. Daarnaast heeft werknemer geen instemming gegeven voor het maken van de geluidsopname. Met het feit dat er wel degelijk een aantal werknemers was geïnformeerd over het maken van geluidsopnames, is – nu het er om gaat of zij daarmee instemmen – niet aan de AVG voldaan. Hieruit vloeit volgens de rechtbank voort dat werkgever in strijd met de AVG heeft gehandeld en daarmee de privacy van werknemer op onrechtmatige wijze heeft geschonden.

Benieuwd wat er in april 2022 gaat gebeuren? Wij ook! Over een maand zijn we bij je terug met de volgende jurisprudentieblog.


Meer lezen over dit onderwerp? Lees verder: