Home / Nieuws & Blogs / Social media versus het beroepsgeheim

Social media versus het beroepsgeheim

| 13 juli 2012

Social media biedt aan weinig toegankelijke beroepsgroepen de mogelijkheid zich opener op te stellen.  Zo kunnen artsen social media benutten om een persoonlijker beeld van zichzelf te schetsen en zo dichter bij hun patiënten te staan. Maar vooral deze beroepsgroep mag niet blind zijn voor de (juridische) risico`s zoals schending van de privacy, het beroepsgeheim, reputatieschade of belangenverstrengeling.

Via Twitter kan een medisch specialist zichzelf laten zien en commentaar geven op publieke berichtgeving binnen zijn of haar specialisme. Riskant daarbij is dat medisch inhoudelijke uitspraken van een arts, die discutabel of onwetenschappelijk zijn, op Twitter worden aangenomen als waarheid. Een arts, laat staan een specialist, wordt immers sneller beschouwd als een autoriteit.

Bovendien zijn artsen – net als advocaten - gebonden aan het beroepsgeheim. En dat kan wringen, want patiënten willen hun doktersbezoek niet aan de grote klok hangen en zijn daarin wettelijk beschermd. Zo postte een SEH-arts uit Rhode Island informatie over een patiënt op Facebook. Hoewel ze geen naam noemde, beschreef ze zo veel details dat buitenstaanders de patiënt konden herkennen. Ze kreeg een berisping en een boete van 500 dollar.

Een andere bezorgdheid is dat de grenzen tussen professionele en persoonlijke communicatie zullen vervagen. Publieke voorbeelden uit de VS tonen dat mooi aan. Over een verpleegkundige uit Minnesota ging het gerucht dat ze foto’s van zichzelf met naakte patiënten op haar Facebook-profiel had staan. Hoewel de patiënten op haar Facebook-foto’s gekleed waren, verloor zij toch haar baan. Ook met kleding aan werd de privacy van de patiënten geschonden. Op dezelfde manier kan het bij buitenlandse geneeskundige missies misgaan met het gebruik van sociale netwerken. Een delegatie artsen uit Puerto Rico bracht de humanitaire missie in Haïti in verlegenheid door foto’s van zichzelf en slachtoffers van de ramp op Facebook te plaatsen. De foto’s toonden lachende artsen met vuurwapens in hun hand of met flessen drank en respectloos gefotografeerde patiënten. Het leidde tot het ontslag van enkelen van hen.

Dit soort online gedrag schaadt patiënten in hun privacy, maar kan ook het vertrouwen van het publiek in het medische beroep schaden. Een arts vertegenwoordigt immers zijn of haar hele beroepsgroep. Of soms specifieker :de huisartsenpraktijk of het ziekenhuis waar de arts werkzaam is. Het is vaak lastig onderscheid te maken tussen datgene wat iemand zegt vanuit zijn of haar beroep en datgene wat je zegt als privépersoon. Sommige ziekenhuizen hebben om die reden richtlijnen opgesteld over online gedrag om reputatieschade te voorkomen.

De grensvervaging werkt overigens aan beide zijden. Ook omgekeerd kan een arts meer vernemen van een patiënt online dan in de spreekkamer. Wat als je als arts op Facebook kan zien dat een patiënt die niet zou mogen drinken omwille van leverproblemen elk weekend overmatig drinkt?

Eerder publiceerde de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG) al de Richtlijn Online arts-patiënt Contact (herziene versie, 2007). Die zoemde echter niet genoeg in op social media. Naar voorbeeld van de British Medical Association en de American Medical Association heeft de KNMG eind 2011 de handreikingArtsen en Social Media’ vastgesteld. Die zegt hoe artsen moeten omgaan met social media.

Zo mag een patiënt of situatie niet herleidbaar zijn door de som van informatie die een arts online zet. En als artsen online contact hebben met patiënten, moeten zij zich houden aan de ethische en juridische richtlijnen voor de arts-patiëntrelatie. Dat komt er op neer dat artsen het persoonlijke en het professionele gebruik van social media zoveel mogelijk moeten scheiden en dat ze online persoonlijke relaties met huidige of voormalige patiënten dienen te vermijden. Dat kan door vriendschapsverzoeken van (voormalige) patiënten – met een verwijzing naar de KNMG handreiking – vriendelijk af te wijzen. Of een professionele Facebook pagina aan te maken. Ook worden artsen aangemoedigd hun collega`s aan te spreken op grensoverschrijdend online gedrag.

De artsen in opleiding B.J. Visser en F. Huiskes, beiden verbonden aan de Universiteit van Amsterdam wijzen er op dat enkele dilemma’s of gevaren onderbelicht blijven. Meer bepaald de online relaties tussen de farmaceutische industrie en medisch professionals. Zij verhalen over artsen en medisch studenten die vriendschapsverzoeken kregen op Facebook of LinkedIn van farmaceuten. Die online contacten met de farmaceutische industrie kunnen mogelijk belangenverstrengeling tot gevolg hebben. Denk aan ethische vragen omtrent de integriteit en professionele autonomie van de medicus. De farmaceutische industrie gaat deze connectie met de arts gebruiken voor marketing doeleinden en de belangenverstrengeling die dan kan ontstaan, is niet in het voordeel van de patiënt.