Home / Nieuws & Blogs / Klant failliet: wanneer mag de stekker eruit?

Klant failliet: wanneer mag de stekker eruit?

| 15 mei 2013

Als de klant van een clouddienst failliet gaat komt u als dienstverlener in lastig vaarwater terecht. U krijgt dan te maken met onbetaalde rekeningen. De rekeningen kunt u indienen bij de curator, die ze dan moet betalen uit de boedel. In de praktijk komt dat zelden voor, want eerst moet de Belastingdienst en de bank (en de curator zelf) betaald worden. Afkoppelen van de dienst en afschrijven van de vorderingen is meestal de enige optie.

Wanneer mag u, als uw klant failliet gaat, de stekker eruit trekken?

In principe mag u dit altijd doen, maar als de dienstverlening noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en de curator met een doorstart bezig is, kan hij bij de rechter afdwingen dat de dienstverlening wordt voortgezet.
Volgens de Faillissementswet is de curator verplicht om na faillissement de wederpartij duidelijkheid te verschaffen of de overeenkomst nog moet worden uitgevoerd, maar dit doet hij niet altijd. U kunt de curator ook zelf een brief schrijven om duidelijkheid te krijgen.

In de wet staat dat u zelf een termijn mag bepalen waarin u de overeenkomst nog laat voortduren, zolang deze termijn maar redelijk is. Maar wat is redelijk? De memorie van toelichting zegt letterlijk dat het voor een mammoettanker anders zal zijn dan voor een fluitketel. Lekker duidelijk dus.

Een simpele online backupdienst van 100 euro per jaar hoeft u minder lang online te houden, dan een contract voor een uitgebreid softwarepakket van 500 euro per maand. Beantwoording van de vraag hangt ook in grote mate af hoe afhankelijk de failliete onderneming was van de dienst. Ik bespreek straks kort twee rechtszaken waarbij het belang groot was. De rechter vond directe afsluiting in de Oilily-zaak onredelijk, omdat Oilily volledig afhankelijk was van de dienst. De software was noodzakelijk om nog enige tijd de bedrijfsvoering te kunnen doen. In de Vict-zaak werd de boekhoudingsoftware nog twee weken na het faillissement in stand gehouden. Het Gerechtshof vond deze periode lang genoeg.

Tegenwoordig is bijna elk bedrijf, naast gas en elektriciteit, volledig afhankelijk van een internetaansluiting en softwarediensten. De curator zal bij een faillissement onderzoeken of hij een doorstart kan maken, hierbij heeft hij vaak de clouddiensten nodig. Het is aan te raden om na het faillissement van uw klant de dienst nog een tijdje online te houden. Doe dit maximaal één maand, afhankelijk van de te maken kosten mag het korter en stel de curator hiervan schriftelijk op de hoogte. Geeft de curator geen duidelijkheid of reageert hij niet op uw bericht, dan verliest hij het recht nakoming van de overeenkomst te vorderen

Hieronder bespreek ik kort twee recente rechtszaken.

In 2009 werd een zaak gevoerd tussen het toen in surseance zijnde kledingbedrijf Oilily en hun IT-dienstverlener SaaS-Plaza. Er stond ten tijde van het faillissement zo’n twee ton aan facturen open, dus werd de stekker uit de IT infrastructuur getrokken. Reden voor Oilily om naar de rechter te stappen: zij kon nu haar verkopen, voorraden en bevoorrading wereldwijd niet meer registreren.
De rechter vond het afsluiten hier een te sterke maatregel: er moest op zijn minst een overgangsperiode gegund worden zodat Oilily over kon stappen op een alternatieve dienstverlener. De curator kreeg daarvoor een maand, maar moest wel een bedrag van 40.000 euro betalen voor die maand voortgezette dienstverlening.

Onlangs verscheen op deze site een blogbericht over een gewezen arrest van eind maart 2013 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De curator van de failliete onderneming Retera Interieurwerken B.V. vorderde een kosteloze (!) toegang tot de boekhoudingsoftware van de clouddienstverlener Vict B.V, maar kreeg slechts de ruwe gegevens van Retera mee. Zonder de software van Vict kon de curator hier helemaal niets mee.
Vict heeft de dienst na het faillissement ruim twee weken draaiende gehouden. Daarna trok Vict de stekker eruit en liet de curator weten de dienst weer op te willen starten voor een eenmalige vergoeding van 3.000 en vervolgens 1.000 euro per maand. De failliete onderneming betaalde ongeveer 1.500 euro per maand.
De curator liet gedurende deze twee weken niets van zich horen, ging niet in op het aanbod van Vict en vervolgens is de overeenkomst tussen de partijen direct opgehouden te bestaan. Omdat de curator niet op het aanbod inging, kon hij geen nakoming van de overeenkomst meer vorderen.